Artrose is één van de meest voorkomende gewrichtsaandoeningen van het bewegingsapparaat. Bij het ontstaan van artrose staat de interactie tussen overbelasting (mechanisch) en ontstekingsfactoren (reumatisch) centraal. Bij artrose is niet alleen het kraakbeen en het bot aangedaan maar kunnen ook de weke delen zoals spieren, kapsel en banden een belangrijke rol spelen (kngf factsheet, 2018).
Voor verdere informatie wat artrose is verwijs ik graag naar een eerdere blog van ons: https://fmcverzijden.nl/blog-artrose/
Enkele feitjes
- Heup- en knieartrose zijn, naast handartrose, de meest voorkomende vormen van artrose in Nederland.
- Heupartrose komt voor bij 359.000 personen
- Knieartrose bij 594.000 personen
- Er wordt verwacht dat het aantal personen met artrose tussen 2011 en 2030 zal toenemen met 37% o.a. door vergrijzing en een toename van het aantal mensen met overgewicht.
- De zorgkosten bij artrose bedroegen in 2011 naar schatting 1,1 miljard euro (kngf factsheet, 2018).
Behandeling
Een gezonde leefstijl, zoals voldoende lichamelijke beweging en geen overgewicht, speelt een belangrijke rol in het voorkomen van (verergering van) artrose en beperkingen in activiteiten.
Oefentherapie is, in combinatie met voorlichting/advies, belangrijk in de behandeling van artrose. Oefentherapie kan effectief zijn in het verbeteren van fysiek functioneren, kwaliteit van leven en verminderen van pijn. Daarnaast lijkt oefentherapie kosteneffectief in vergelijking met standaard pijnmedicatie. Het is zelfs bewezen dat oefentherapie effectief kan zijn in een vergevorderd stadium van artrose. Mocht er toch een gewrichtsvervangende operatie nodig zijn kan oefentherapie zorgen voor een verbetering van het fysiek functioneren en het verminderen van pijn.
De oefentherapie onder begeleiding van een deskundige fysiotherapeut bestaat uit spierversterkende oefeningen, oefeningen ter verbetering van de aerobe capaciteit (uithoudingsvermogen) en functionele oefeningen.
Mocht iemand meerdere aandoeningen hebben bv. COPD of hart-vaatlijden zal de oefentherapie aangepast moeten worden. Dan wordt oefentherapie vaak gecombineerd met voorlichting, adviezen over gezonde leefstijl, zelfmanagement en de juiste balans tussen belasting en belastbaarheid.
Daarnaast is het belangrijk dat patiënten tijdens maar vooral na de behandelperiode zelfstandig oefeningen blijven uitvoeren en voldoende bewegen, om de behandeleffecten op lange termijn te kunnen behouden.
FITT-factoren
Oefentherapie wordt aanbevolen mits er gebruik wordt gemaakt van de FITT factoren. FITT staat voor Frequentie, Intensiteit, Type en Tijdsduur.
Frequentie
Er wordt vanuit de KNGF-richtlijn artrose geadviseerd om bij voorkeur dagelijks, maar minimaal 2 dagen per week (spierversterking) tot minimaal 5 dagen per week ten minste 30 minuten per keer (aeroob) te oefenen. Waarmee tevens voldaan wordt aan de beweegrichtlijn van de Gezondheidsraad (KNGF, 2018)
Intensiteit
Onder intensiteit in spierversterkende oefeningen wordt het aantal kilo’s, aantal sets en herhalingen bedoeld. Zo adviseren ze 60-80% van de maximale spierkracht met 2-4 sets van 8-15 herhalingen met een pauze van 30-60 seconden.
Tijdens aerobe training wordt gekeken naar de hartfrequentie, afhankelijk van het trainingsverleden van iemand kan worden bepaald of degene tussen de 40-60% van de maximale hartfrequentie moet blijven of boven de 60% mag trainen.
Type
In de KNGF richtlijnen wordt geadviseerd om een combinatie te maken van spierkrachttraining, aerobe training en functionele training. Dit zijn de typen trainingen. Tijdens spierkrachttraining wordt geadviseerd te kiezen voor oefeningen primair gericht op grote spiergroepen rondom het knie- en heupgewricht
Voor aerobe training adviseren ze om te kiezen voor activiteiten met een relatief lage gewrichtsbelasting, zoals lopen, fietsen, zwemmen, roeien of de crosstrainer.
Kijk je naar functionele training dan wordt er gekeken naar de (onderdelen van) activiteiten die in het dagelijks leven als belemmerend worden ervaren, deze worden dan geoefend.
Tijdsduur
Voor de tijdsduur wordt er geadviseerd te streven naar een behandelperiode tussen de 8-12 weken, aangevuld met een aantal controle momenten na afronding van deze behandelperiode (bv na 3 en na 6 maanden). Dit om te zorgen dat de patiënten gestimuleerd blijven om zelfstandig te oefenen, hierdoor worden de behandeleffecten op lange termijn behouden.
Bronnen: