Nieuws

Na een periode van behandelen of revalideren voor je schouder is er nog steeds die ‘prangende’ vraag: ‘Wanneer mag ik weer gaan sporten?’

Met de (sport)fysiotherapeut heb je tijdens je revalidatie verschillende stappen doorlopen, de laatste stap is sport specifieke training en hoe kun je dit beter doen dan door je sport activiteiten weer op te pakken en aan te sluiten bij je reguliere training?!
De (sport)fysiotherapeut maakt echter niet zomaar de beslissing om een vertaalslag te maken naar je sport jij en je schouder zullen wel aan een aantal criteria moeten voldoen.

De ‘Return to Play Rules’ kunnen we onderverdelen in 4 criteria. Deze criteria zijn gebaseerd op het European Institute of Sport Physiotherapy:

 

Criteria op basis van subjectieve bevindingen:
Bij de eerste criteria wordt er gekeken naar jouw bevindingen. Hoe zit het met de pijn of de gevoeligheid in de schouder? Idealiter zien we een score van 1 op een pijnschaal van 1 tot 10, waarbij 1 de minst erge en 10 de meest erge pijn is. Daarnaast is je tevredenheid over de behandelingen en de revalidatie van belang.
Kijkend naar de testen die de fysiotherapeut zal uitvoeren is het gewenst dat deze pijnvrij verlopen, je kunt dus stellen dat de klinische testen negatief dienen te zijn. Als laatste criterium moet je je revalidatieprogramma succesvol hebben doorlopen.

Criteria op basis van de mobiliteit/beweeglijkheid:
Naast de subjectieve bevindingen wordt er gekeken naar de bewegingsuitslag van je schouder. Deze bewegingsuitslag wordt vergeleken met de niet aangedane zijde. Ze kijken dan met name naar de rotatie/draai mogelijkheden van de schouder, het verschil in de totale rotatie mogelijkheid van de schouder tussen de linker en rechterkant mag maar 5 graden zijn.
Daarnaast wordt er gekeken naar de interne rotatie mogelijkheid van de schouder, het verschil tussen links en rechts mag bij dit criterium maximaal 20 graden zijn.
Tijdens het heffen van je arm beweegt ook je schouderblad mee opwaarts, het is wenselijk dat deze minimaal 45 tot 55 graden mee beweegt. Echter is het normaal dat je ooit een verschil ziet in het aantal graden tussen het linker en rechterschouderblad, met name als je een eenzijdige bovenhandse sporter bent.

Bij veel bovenhandse sporters zie je dat er tijdens de sport een ‘functionele’ verandering ontstaat in de beweeglijkheid van de schouder. Dit komt vaak ten goede voor de uitvoering van je sport bijvoorbeeld tijdens een bovenhandse worp; als je arm dan net meer bewegingsvrijheid heeft naar achteren zou je meer snelheid kunnen inzetten tijdens het gooien van een bal. Het laatste criterium is dan ook dat de sporter zijn/haar volledige functionele sport-specifieke beweeglijkheid in de schouder heeft bereikt.

Criteria op basis van de kracht
Een ander belangrijk criterium is kracht. Daarbij is het krachtspel tussen de schouderbladspieren en het krachtspel tussen de rotatoren (spieren die zorgen voor de rotatie/draaiing in de schouder) van belang. Er zijn verschillende vormen van kracht, in dit verhaal is vooral de isokinetische kracht en de isometrische kracht van belang.
Isokinetische kracht is een dynamische kracht: dit is de kracht die je levert tijdens een oefening waarbij de snelheid van de oefening/uitvoering altijd gelijk blijft. Dus als je veel kracht levert, levert het apparaat meer weerstand om de snelheid van de oefening/uitvoering gelijk te houden. Als je kijkt naar deze vorm van kracht dan is het gewenst dat de krachtsverhouding tussen de schouderbladspieren 100% is en de verhouding tussen de schouderrotatoren 66%.
Isometrische kracht is juist een statische kracht: er wordt kracht gevraagd zonder dat de spier zich verkort of verlengd. Deze kracht is belangrijk bij de rotatoren van de schouder. De krachtsverhouding tussen deze rotatoren moet 75% zijn. Ooit zie je een krachtsverschil tussen de linker en rechterschouder, indien dit verschil max. 10% is in het voordeel van je dominante schouder wordt dit als normaal gezien.

Criteria op basis van functionaliteit
Bij de laatste criteria wordt er gekeken naar functionaliteit. Het is belangrijk dat er voldoende stabiliteit in de schouder aanwezig is, zowel als je je schouder statisch als dynamisch belast. Ook is proprioceptieve controle (vermogen van een organisme om de positie van het eigen lichaam dan wel lichaamsdelen waar te nemen) van belang tijdens dynamische stabilisatie oefeningen, dit houdt in dat de schouder in staat moet zijn de juiste positie aan te nemen/aan te houden tijdens het doen van dynamische stabilisatie vormen.
Tot een van de laatste criteria behoort een demonstratie, het is de bedoeling dat je een demonstratie kunt geven van de juiste werpmethoden/armbeweging van je bovenhandse sport. Als je tennist is dit bijvoorbeeld een demonstratie van je service.
Als laatste moet je een positieve score hebben op een sportspecifieke functionele vermoeidheidstest om de ‘Return to Play’ beslissing kracht bij het zetten.

 

Deze voorwaarden zijn leuk samengevat in de infographic. Ben jij al richting het einde van je revalidatietraject en ben je benieuwd of je klaar bent voor de ‘Return to Play’? Vraag het je (sport)fysiotherapeut en kijk samen of je voldoet aan deze voorwaarden.

 

Bron:

1 European Institute of Sport Physiotherapy. ‘Return to Play’ Rules for Shoulder injuries in

Overhead athletes. Geraadpleegd op 23 november 2018; https://docs.wixstatic.com/ugd/
a078b3_5725b536bddd4b5a8611429f78ccf0cb.pdf

Figuren:

1 European Institute of Sport Physiotherapy. ‘Return to Play’ Rules for Shoulder injuries in

Overhead athletes. Geraadpleegd op 23 november 2018; https://docs.wixstatic.com/ugd/
a078b3_5725b536bddd4b5a8611429f78ccf0cb.pdf